Onze volgende reisbestemming ligt in Azië, in het zuidoosten van Azië meer bepaald want we gaan naar Singapore en zijn grote buur Maleisië. We vliegen er naar toe met Qatar Airways met een tussenstop in Doha op de Hamad International Airport, spiksplinternieuw, hypermodern, het resultaat van veel plaats en veel geld.
De volgende morgen arriveren we op Changi Airport in Singapore. Bagage opvissen en we worden verwelkomd door onze AdA reisleider van dienst Manu die inspringt voor Philippe want die zit momenteel vleugellam met een verstuikte voet in Kuala Lumpur, en wacht daar op ons.
Geen tijd voor jetlag, een bus, die betere tijden kende, brengt ons naar het hotel. Bagage wordt er afgezet, we zijn te vroeg om in te checken. Een andere bus wordt opgetrommeld en brengt ons naar een ander hotel voor een wel zeer lichte lunch en een Singapore Sling als welkomst drankje. Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat de Singapore Sling oorspronkelijk voorzien was in de namiddag in de bar van het iconische Raffles hotel, maar die bar staat in de steigers en is ontoegankelijk, ergo. Na de lunch brengt onze bus (een andere) ons terug naar het hotel voor de incheck en een opknapbeurtje.
Na de middag beginnen we met onze city tour. De bus (weer een andere, jawel) brengt ons naar China town.
Singapore is een stadstaat van 716km² met rond de 6 miljoen inwoners en een mengelmoes van verschillende etnische groepen, voornamelijk Chinezen, Maleiërs en Tamils, nog meer verschillende religies en vier officiële talen Maleis, Engels, Mandarijn en Tamil. Daarenboven is het streng gereglementeerd met strenge boetes en lijfstraffen voor overtreders. Je past maar beter op je tellen.
We starten met het bezoek aan de
Thian Hock Keng tempel, gebouwd tussen 1821 en 1822 ter ere van Guanyin de godin van mededogen en van de zee. Mooi hoe dit antieke gebouw
contrasteert met de moderne futuristische hoogbouw op de achtergrond. Architecten hebben zich hier duidelijk mogen uitleven in hun creaties.
In dezelfde wijk, China Town, vinden we een beetje verder de
Sri Mariamman Temple, de oudste Hindoe tempel van Singapore, gebouwd in 1827 voornamelijk voor en door Tamil Hindoes en nog wat verder staat de
Buddha Tooth Relic temple, een Chinees Boeddhistische tempel van recentere datum (2008) die een stukje tand van de Siddhartha Gautama Boeddha als relikwie bezit. Boeddha moet gezegend geweest zijn met een gezonde, volle mond tanden gezien de vele tempels die er eentje bewaren.
De bus brengt ons naar het
Merlion Park aan de Singapore rivier. De Merlion is de mythische waterspuitende vis met de leeuwenkop, ontworpen in 1964 voor de Toeristische dienst van Singapore en verwijzend naar de naam Singapura, leeuwenstad aan het water. Het is zondag en veel Singaporians zoeken er verpozing en koelte onder de bomen aan het water.
Singapore ligt op een graadje na bijna pal op de evenaar en de zon levert met gemak 35° en 90% vochtigheid. Ik zweet me te pletter.
We wandelen naar een ander iconische plek, het
Raffles hotel, gesticht in 1887 door de Armeense Sarkies brothers en genoemd naar Sir Thomas Stanford Raffles die in 1819 het op een akkoordje gooide met de toenmalige Sultan van Johor om in naam van de British East India Company een handelspost te stichten in wat een eenvoudig vissersdorpje op een eiland was. De bus pikt er ons op en brengt ons naar ons hotel. Vanavond komen we terug naar de Raffles voor een Indian Curry buffet. Heel lekker hoor, maar iconische hotels rekenen ook iconische prijzen, hier hebben wij de duurste Tiger biertjes ooit gedronken en er is een dresscode ”geen shorts en geen marcellekes”.
De plaatselijke gids is een ietwat zurige dame die een programma van uur tot uur heeft opgesteld als ware het een militaire operatie maar voor die kar laat Manu zich niet spannen. We houden het leuk.
We beginnen de dag met een bezoek aan de
Botanische Tuinen. Singapore heeft als bijnaam Garden City en streeft er naar om City in a Garden te worden genoemd. Bomen, parken, bloemen en groen overheersen het beeld in gans de stad. ”Keep Singapore green and clean”, is geen loze uitspraak.
De 158 jaar oude Singapore Botanical Gardens zijn daar een natuurlijk uitvloeisel van. Wij bezoeken de National Orchid Garden, gelegen op de hoogste heuvel van de Botanische Tuinen, drie hectaren groot met plaats voor 60.000 orchideeën, 1000 soorten en 2000 hybride soorten. Heel mooi!
Niet verwonderlijk dat Singapore een grote exporteur is van
orchideeën.
In deze tuinen kan je makkelijk een ganse dag doorbrengen, maar wij gaan nu met onze bus naar de Indische wijk of zoals ze het hier noemen
”Little India”. Hier vindt je de goudwinkels, de wisselagenten, pandjeshuizen en fruitkraampjes. We lopen door de markt met zijn eetstalletjes en dan rijden we naar de Arabische wijk. De grote
Sultan Moskee kunnen we enkel aan de buitenkant bezoeken. Rond de moskee zijn veel restaurantjes en eetkraampjes maar het is Ramadan en diegene die uitgebaat worden door moslims zijn nog gesloten.
Wij gaan lunchen in een klein, maar bij de locals een uiterst
populair eethuisje, Sin Swee Kee Chicken Rice, en we moeten even wachten tot er voldoende zitplaatsen verzameld zijn voor ons groepje van 18 man. Gelukkig zijn Chinezen snelle eters die niet natafelen.
De shopping in Orchard Road wordt afgevoerd in plaats daarvan gaan we naar de
Battlebox, het hoofdkwartier van de Britse strijdkrachten tijdens de slag om Singapore in WOII. De Britten hadden van Singapore een vesting gemaakt die onneembaar heette te zijn maar tegen het Japanse invasieleger dat via het neutrale Thailand Maleisië had veroverd, hadden ze geen verhaal. Dat mondde uiteindelijk uit in de val van Singapore en een massale overgave van Britse strijdkrachten, Engelsen, Schotten, Indiërs, Australiërs en Nieuw Zeelanders. Winston Churchill noemde het de ”worst disaster” in de Britse militaire geschiedenis. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Singapore en het begin van jaren ellende onder de Japanse bezetting.
Met een lokale gids herleven we die gebeurtenissen. In de ondergrondse lokalen staan levensechte
wassen figuren in de uniformen van die tijd. Waardoor Manu mij in mijn olijfkleurige plunje eventjes voor een wassen pop houdt en zich het apezuur schrikt als ik naar hem toe kom. Hilariteit alom.
Vanavond eten we in een restaurant op wandelafstand van het hotel.
We verlaten Singapore en nemen de vlucht van Malaysia Airways naar Kuala Lumpur. Een uurtje later, rond 11h landen we op Kuala Lumpur International Airport of KLIA en daar worden we opgewacht door een breed lachende en licht mankende Philippe samen met zijn Maleise evenknie, de al even breed lachende Susan. We hebben een grote comfortabele bus voor de ganse trip tot in Penang en zijn goed voorzien in reisleiders want ook Manu gaat mee als ”stagiair” voor de ganse duur van onze reis. Hij gidst de reis later dit jaar.
We rijden naar Kuala Lumpur een uurtje verwijderd van de luchthaven en arriveren er net op tijd voor de lunch in de Menara KL Tower. Prachtig panorama van 360° over de stad en de omgeving. 276m hoog en een lift die je in 54 seconden naar boven schiet en, leuk om weten, om een 100-jarige jelutong boom in de omgeving te behouden werd de bouwplaats van de toren een beetje opgeschoven voor een extra kost van 100.000 Euro.
Ons hotel ligt op wandelafstand van de
Petronas Twin Towers en die bezoeken we in de namiddag. Eventjes waren zij bij de inhuldiging in 1998 de hoogste in de wereld maar moesten de duimen leggen voor de Taipei 101 in 2003. Het telt 88 verdiepingen en de hoogste ligt op 375m. De nationale oliemaatschappij Petronas, wat staat voor Petroliam Nasional, is de belangrijkste huurder en gaf ook zijn naam aan de torens. De brug tussen beide torens is tussen de 41e en 42e verdieping. Het ding is streng beveiligd en je moet je aan strikte regels houden maar van op de brug en de hoogste verdieping is het zicht over Kuala Lumpur gewoon adembenemend.
We eten wat vroeger om de schare hongerige moslims voor te zijn als zij na een dag vasten het buffet bestormen.
Philippe heeft deze morgen nog een afspraak met de dokter en wij gaan met Manu naar de Batu Caves niet ver buiten Kuala Lumpur. We passeren langs het
koninklijk paleis en maken er een fotostop. De koning of sultan van Maleisië wordt gekozen voor een periode van 5 jaar uit de verschillende sultanaten van de Maleisische Federatie. Het is populaire trekpleister want de verschillende wachters worden letterlijk belaagd door een massa Aziatische toeristen die samen met hen op de foto willen.
De Batu Caves zijn een reeks kalksteen grotten die wellicht 400 miljoen jaar oud zijn. Het grote beeld van
Murugan, god van de oorlog en broer van Ganesha, de god met het olifantenhoofd, kwam er in 1890. De ingang is bijna 100m boven de begane grond en je moet
272 steile trappen op om in het heiligdom te raken. Daar vindt je een ganse reeks schrijnen met een resem
kleurrijke godenbeelden.
Er zijn vernieuwingswerken aan de gang en het ligt er allemaal een beetje rommelig en modderig bij. Maar voor de Hindoe’s is dit een heilige plaats en in januari of begin februari worden hier drommen Tamils verwacht tijdens het Thaipusam festival.
Tin is altijd belangrijk geweest in Maleisië en wij krijgen de gelegenheid om de
fabriek Royal Selangor te bezoeken. Ze gaat terug tot 1885 toen een jonge Chinese tinsmid uit Shantou arriveerde met niet meer dat zijn werktuigen. Vandaag is het een bedrijf van wereldvermaardheid. Het is een tinlegering van tin, antimonium en koper waardoor het food-safe wordt, in het Engels noemt men het Pewter. Mooie spulletjes worden hier gemaakt maar je moet wel goed in de slappe was zitten want het is niet goedkoop.
Philippe is terug. Een injectie in zijn voet heeft blijkbaar wonderen gedaan. We lunchen in een klein origineel restaurant in china town en dan beginnen we onze city trip van Kuala Lumpur te voet. We wandelen door de overdekte
Petaling street, langs smalle straatjes, bewonderen de
oude gevels die wel eens een opknapbeurt kunnen gebruiken maar geweldig contrasteren met de torens die tot in de hemel reiken.
We arriveren zo op het
Merdeka plein, of het plein van de onafhankelijkheid, met de
95m hoge vlaggenmast waar de Union Jack werd neergelaten en vervangen door de vlag van Maleisië in 1957 en het enorme voormalige
cricket plein voor de Royal Selangor club.
We vinden er onze bus die ons terug brengt naar het hotel voor het buffet diner.
We verlaten Kuala Lumpur. Dat duurt wel eventjes want files zijn er alom. Maar uiteindelijk zijn we op de autostrade naar Kuala Tembeling waar onze bootjes wachten om ons naar Taman Negara te brengen.
Het wegennet in Maleisië is verrassend goed en eens buiten de stad is er weinig verkeer.
We rijden langs grote
plantages van palmolie bomen. Maleisië is een van de grootste producenten van palmolie, een belangrijk exportproduct en het verschaft veel werk en een inkomen aan de boerenbevolking. Jammer genoeg moeten hiervoor grote stukken van het regenwoud gekapt worden. Of deze monocultuur een goed idee is zal de toekomst moeten uitwijzen.
Godzijdank zijn er nog altijd grote delen van het land gezegend met regenwoud en wij gaan vandaag naar
een primair regenwoud dat als het oudste ter wereld wordt beschouwd omdat het ooit ontsnapte aan de ijstijd. Schattingen geven het 130 miljoen jaar oud. Asjeblief.
Rond 11h30 arriveren we aan de jetty van de
Tembeling rivier, je hebt een permit nodig voor het park maar ook eentje voor je fototoestel. We hebben twee bootjes voor onze groep en
bagage, prauwen met een sterke buitenboordmotor. De boottocht duurt 2 tot 3 uur afhankelijk van de stroming want wij gaan stroomopwaarts en je hebt regenwoud op beide oevers en heel weinig bewoning.
Door de snelheid van de boten voel je de hitte niet maar onze handbagage hadden we beter bij de grote bagage gedaan want het zit wel wat krap.
We schieten goed op want na minder dan 2,5h arriveren we aan de
aanlegplaats van onze lodge, de enige die in het Nationale Park ligt. Op de andere oever ligt het
dorpje Tuala Tahan, je kan het moeilijk voorstellen maar bij hevige regenval kan het water op de Tembeling rivier 30 meter stijgen zegt Philippe. Het verklaart waarom we van de jetty nog maar eens een flink aantal trappen op moeten naar de Resort.
Het is heet en het zweet loopt er in straaltjes af maar in onze bungalow is er een goed werkende airco. Het is ondertussen 17h en na het buffet diner hebben we afspraak met enkele plaatselijke gidsen voor een avondwandeling op zoek naar alles wat in het donker tot leven komt
Taman Negara is met zijn meer dan 4300km² het grootste ongerepte regenwoud in Maleisië en het strekt zich uit over 3 sultanaten. Het werd nationaal park in 1938 als het King George V National Park maar kreeg zijn huidige naam na de onafhankelijkheid. Taman Negara betekent eigenlijk gewoon ”nationaal park” en je vindt er nog de Maleisische tijger, de krabbenetende makaak en de Indische olifant. Goed om weten maar geen van de drie hebben we te zien gekregen.
We worden ook vandaag begeleidt door 2 plaatselijke gidsen voor een trekking naar de Canopy Walk 40m boven de grond en 500m lang. De trail is voor het grootste deel over een
planken vloer met trappen en er wordt uitgebreid uitleg gegeven over plant en dier. De
canopy walk is altijd een speciale belevenis om over de wiegelende bruggen naar de boomkruinen onder je te kijken. We eindigen aan de rivier,
bootjes nemen ons mee over enkele (kleine) stroomversnellingen naar een dorpje op de oever van de orang asli, een etnische groep die er de voorkeur aan geeft om op zeer primitieve wijze te leven als jagers verzamelaars. Zij mogen als enigen jagen in het nationale park maar enkel met de blaaspijp als jachtwapen. Iedereen mag uiteraard ook een keer proberen en Manu toont zich de beste en jaagt feilloos een pijltje in het achterste van Philippe. Bullseye!
De bootjes brengen ons naar een restaurant op de oever van de rivier voor een eenvoudige lunch en dan gaan we terug naar onze lodge.
We hebben terug afspraak om 15h om met prauwen de Tahan een zijrivier van de Tembeling te verkennen.
Het waterpeil staat hier op sommige plaatsen erg laag en het vraagt kennis en vakmanschap om de prauwen vlottend te houden. We houden halt voor een bezoekje aan een
reuzengrote boom een dipterocarp.
De tocht over de Tahan rivier is prachtig, de
boomreuzen aan beide oevers nijgen naar elkaar over het water als willen ze mekaar ondersteunen en vormen zo een dicht bladerdak waardoor het zonlicht gefilterd doorschijnt. Het geeft een sprookjesachtig effect. Na een uurtje stoppen we aan een
aanlegplaats waar een begaanbaar pad begint naar Latah Berkoh, een reeks kleine watervalletjes en enkele
poelen waar je kan zwemmen. Heel mooi.
Het is na 17h als we terug de rivier opgaan richting onze lodge. De eeuwenoude bomen weerspiegelen in het water van de rivier en het
strijklicht verhoogt nog meer het effect. Geweldige natuur.
De donder heeft zich al heel vroeg laten horen en bij het ontbijt in het restaurant gaan alle
hemelsluizen open. Dit is het regenwoud op zijn best. Het valt er met bakken uit. Om nu met onze prauwen terug te varen klinkt wel heel onaantrekkelijk. Maar Philippe en Susan hebben plan B al klaar. Onze bus die ons normaal zou opwachten aan de jetty van Kuala Tembeling komt naar het dorp aan de overzijde van de rivier en hij wordt verwacht rond 10h afhankelijk of sommige wegen ondergelopen zijn of niet. Wij gaan met onze bagage naar de overkant en we moeten een stukje te voet gaan naar de busparking. Een beetje na tien uur zien we onze bus komen aanrijden. De stortregen is ondertussen gestopt en het miezert enkel nog een beetje als we vertrekken.
We rijden verder langs eindeloze oliepalmplantages maar evengoed voert de weg ons langs dichte wouden waarvan hopelijk vele nog ongerepte regenwouden zijn. Maar er wordt ook gekapt, dat bewijzen de verschillende opslagplaatsen voor
boomstammen.
We stoppen in het stadje Kuala Lipis voor de lunch in een restaurant. Eenvoudige, lekkere kost.
We hebben een langere rit voor de boeg naar de Cameron Highlands maar Philippe babbelt probleemloos de kilometers aan mekaar van de Moesson winden tot de Zenitale regen tot Darwin en zijn Origin of Species.
Er wordt ook gestopt aan een plantage van
rubberbomen en een
weeginstallatie voor palmolievruchten om over palmolie te praten maar ook om het gewicht van de ganse groep eens te kennen (1650kg droog gewogen).
De baan waarop we rijden voert ons lange tijd langs dicht
regenwoud zover het oog reikt, jammer dat de bus niet altijd kan halt houden om die panorama’s op de gevoelige plaat vast te leggen.
Cameron Highlands worden ook wel eens de
groentetuin van Maleisië genoemd. Het ligt tussen de 1000 en 1500m zeehoogte. De temperatuur is er een aangename 20° tot 25° en het was een favoriete plek voor de Britten om de hitte en vochtigheid van het Maleisische binnenland te ontvluchten. Heel typerend zijn de enorme theeplantages maar ook andere groenten en gewassen worden er volop geteeld.
Ons hotel ligt op 1500m en we hebben een geweldig
panorama over de verre omgeving.
Jim Thompson was een Amerikaan die na WOII het Amerikaanse leger vaarwel zei en in Thailand het Thai Silk beroemd maakte dat hem de titel King of Silk opleverde.
Dicht bij ons hotel is de bungalow van waar hij vertrok op 26 maart 1967 voor een wandeling van waar hij nooit meer terug kwam. Het was een van de grote mysteries van die tijd en dat is het eigenlijk nog altijd.
De temperatuur is geweldig, je vergeet bijna dat je hier dicht bij de evenaar zit. Op het programma staat in de voormiddag een sportieve jungle trekking. We hebben weer twee
lokale gidsen waarvan een orang asli die demonstreert hoe je strikken en vallen maakt voor klein en groter wild en uiteraard wordt veel aandacht besteed aan bomen en planten. Heel tof. Op de terugweg wordt er even halt gehouden aan een
jachthut van hen voor een warme kop
thee en koekjes en dan keren we terug naar het hotel.
We lunchen in het hotel en om 14h30 verzamelen we aan enkele kleine busjes die ons naar een grote
thee plantage brengen, BOH. Gesticht in 1929 door een Brits zakenman J.A. Russel. Het was de eerste thee plantage in de Cameron Highlands en vandaag zijn zij de grootste. Het is zondag en er wordt dus niet gewerkt, beetje jammer natuurlijk maar er is een film die het ganse proces aanschouwelijk maakt. Wat speciaal is bij deze plantage is dat de theeblaadjes niet met de hand maar met behulp van machines worden geoogst waardoor de kwaliteit niet voor export geschikt is. Nog een eigenaardigheidje, alle machines die vandaag werken dateren van 1929.
De meeste werklieden zijn Tamils, zij verblijven op de plantage met hun familie en ze hebben er ook een tempeltje. Het is beginnen regenen en wij keren terug naar ons hotel.
Bij valavond zit ik nog eventjes op het terras van onze kamer en geniet van het uitzicht, de nevel die over de bergen hangt, de lucht die een beetje
rood kleurt. Life is good.
We verlaten de Highlands en rijden richting kust maar eerst stoppen we nog even aan de markt van het nabijgelegen dorp om te rommelneuzen in de zoete aardappelen, granaatappels, gember, citroengras en ander exotische groenten en fruit.
In Ipoh, de hoofdstad van de deelstaat Perak stoppen we voor de lunch in een lokaal
restaurant met de suggestieve naam ”Yum Yum” en brengen een bezoek aan een grottentempel
Perak Tong Cave Temple. In een grote hal troont een enorm beeld van de zittende Boeddha en een reeks heel mooie muurschilderingen.
Veel autostrades in Maleisië zijn tolwegen met weinig verkeer en van uitstekende kwaliteit. Rond de klok van 15h arriveren we in Penang, een eiland dat met een
lange brug verbonden is met het vasteland. Ik denk met een beetje weemoed terug aan de aangename temperatuur van de Cameron Highlands want hier is het terug broeiend heet en vochtig.
In 1786 stichtte Francis Light hier een handelspost voor de British East India company en vandaag is George Town de tweede grootste stad in Maleisië naar bevolkingsgrootte.
De Britten bouwden hier het
Batu Maung Fort voor de oorlog. Tijdens de Japanse bezetting was het een kamp dat berucht werd voor folterpraktijken en executies. Na 1945 viel het in verval omdat het er volgens de lokale bevolking spookte. Pas in 2002 werd het een museum, het Penang War Museum en dat bezoeken we vandaag.
Dan rijden we naar de Slangentempel, gebouwd ter ere van een monnik die heelmeester was en soms ook voor slangen zorgde. Toen de tempel gebouwd werd in 1850 zouden de slangen vanzelf hun intrek genomen hebben. Het zijn pit vipers of groefkopadders ze zijn giftig, ze zitten hier overal, ze zijn een toeristische attractie en ze zijn niet echt mijn ding.
Tijd om in te checken in ons hotel dat mooi in de oude koloniale wijk ligt.
Vanavond dineren we buiten in Gurney Drive aan de waterkant. Razend populair bij de locals maar ook bij mensen ver buiten Penang zijn de
hawker stalls of eet stalletjes. Het vraagt wat organisatie om plaats te vinden voor de ganse groep maar het lukt aardig en de verschillende gerechten die Susan, Manu en Philippe bestellen bij diverse stalletjes zijn verdraaid lekker. Heel leuk.
We bezoeken vandaag Georgetown, de oude stad is UNESCO WERELDERFGOED sinds 2008. We doen dat met
riksja’s en ze staan al te wachten voor ons hotel. De winkeltjes in China town zijn nog dicht op dit vroege uur maar het gaat ons toch meer om de antieke geveltjes. Penang en Georgetown zijn multicultureel en dat blijkt overduidelijk aan de verschillende godsdiensten die hier broederlijk naast elkaar hun eigen gebedshuizen hebben. We stoppen aan de moskee, een chinese tempel, een hindoe tempel en om 11h hebben we afspraak voor een bezoek aan de
Blue Mansion House. Het huis van Cheong Fatt Tze. Zijn geschiedenis leest als een roman. Hij begon als een berooide teenager maar trouwde met de dochter van zijn werkgever en bouwde voor zichzelf een zakenimperium dat hem de bijnaam bezorgde van ”Rockefeller van het Oosten” en ”Laatste Mandarijn”. Hij diende zowel de laatste keizer als de republikeinse Kwomintang. Hij had 8 vrouwen en bij zijn dood in 1916 lieten de Britse en Nederlandse autoriteiten de vlaggen halfstok hangen. Hij liet deze villa bouwen in 1880 en het bleef in het bezit van zijn afstammelingen tot in 1989. Het gebouw was in slechte staat toen het werd gekocht door enkele privaat investeerders die het lieten opknappen en er een museum maar ook een heritage hotel van maakten.
We lunchen in Suffolk house een voormalige Britse club en dan maken we een city tour met onze bus voor we terug rijden naar het hotel. Maar om 17h als het heetst van de dag een beetje voorbij is maken we nog een wandeling doorheen de oude koloniale stad op zoek naar
”street art”.
We pakken onze koffers voor het laatste deel van onze reis. We nemen de
ferry naar Langkawi, de meest noordelijke eilandengroep van Maleisië aan de westzijde van het schiereiland. De archipel bestaat uit een 100-tal eilandjes waarvan het hoofdeiland Langkawi het grootste is en ligt dicht tegen de Thaise grens.
De ferry is vooral voorzien voor
kleine Aziatische mensen. Gelukkig zit hij niet helemaal vol en kunnen de grotere exemplaren onder ons zich een beetje comfortabeler installeren want de trip duurt 3h. Er is een korte stop onderweg aan een minuscuul eilandje waar duikers afstappen, en wij arriveren aan de moderne terminal van Langkawi rond 12h. We hebben afscheid genomen van Susan en onze chauffeur in Penang en hier worden we verwelkomd door Vijay de man die door Philippe omschreven wordt als de burgemeester van Langkawi, de man die iedereen kent.
Prettige verrassing, Langkawi is een duty free eiland, alcohol is hier een pak goedkoper dan op het vasteland.
De Bagage wordt ingeladen en we vertrekken naar onze
resort aan de westkust. Een prachtige heel grote resort vlak aan zee, waar busjes nodig zijn om je naar je bungalow te brengen. We schuiven aan voor de lunch en het is de bedoeling dat we daarna met de cable car naar de top van Mount Machinchang gaan, maar dat valt letterlijk in het water, of liever in een tropische
plensbui van de AA-klasse. Onze skywalk zal voor morgen zijn.
De bus brengt ons naar de
Langkawi cable car die niet ver van onze resort is. Het druppelt een beetje maar de wolken blijven op afstand. Het
hoogste station ligt op 708m en uiteraard heb je er een prachtig zicht over de omgeving. Mooi hoor. We wandelen naar de
Skybridge, 125m lang en 660m boven de begane grond. De brug hangt met 8 kabels aan een enkele
pyloon van 81m. Knap staaltje van engineering, want het ganse boeltje moest met helikopters naar boven gezeuld worden.
We komen eigenlijk net op tijd want er komen meer wolken opzetten en als wij aanstalten maken om terug naar beneden te gaan, trekt men de gordijnen helemaal toe.
De bus wacht ons op en we rijden naar de oostkant van het eiland en daar schijnt volop de zon. Met twee
bootjes voor ons gezelschap maken we een tocht langsheen de mangrove. Op het geronk van de motors komen zwermen
Brachmaanse wouwen af die duiken naar het lekkers, kip of vis, dat wordt uitgestrooid. Heel spectaculair maar aartsmoeilijk om een mooie foto te maken want er wordt niet geposeerd, behalve dan een
enkele arend die het van op zijn uitkijkpost in een boom ietwat meesmuilend gadeslaat.
We leggen aan voor de lunch aan een drijvend restaurant. Na de lunch varen we terug, stoppen nog eventjes aan een grot waar vleermuizen tegen de want kleven en keren dan terug naar de bus en naar ons hotel.
Vanavond hebben we ons
afscheidsdiner in het Thais restaurant van de resort.
Voor de liefhebbers is er nog een kleine wandeling onder leiding van een lokale gids in de omgeving, maar dan is het tijd om de koffers te pakken want na de lunch gaat het richting luchthaven naar Kuala Lumpur, naar Doha, naar Brussel, naar Antwerpen, naar huis
Maleisië is een ontdekking. Een mooie reis, die gerust een paar dagen langer had mogen zijn. Toffe groep, toffe reisleiders, meer moet dat niet zijn